AMSTERDAM Hoe kan een omvangrijk gebouw van dertien verdiepingen afbranden door kortsluiting in een koffiehoek? Ondanks goedgekeurde brandveiligheidsvoorzieningen, een geoefende bedrijfshulpdienst en een brandweerkorps dat tijdig met vijftig wagens arriveert?
Die vraag dringt zich op, terwijl het hoofdgebouw van de TU Delft daags na de brand nog nasmeult. Het komt namelijk niet vaak voor, stellen deskundigen, dat de brandweer moet toekijken terwijl zo’n omvangrijk gebouw afbrandt.
Voor een belangrijk deel ligt de verklaring in de vorm en constructie van het gebouw, dat dateert uit de jaren zestig. Die constructie steunt op een centrale toren waarin ook liftschachten zijn verwerkt. ‘De pech is dat daar de brand ook is ontstaan’, zegt hoogleraar veiligheid en rampbestrijding Ben Ale, die ooggetuige was van de brand op zijn eigen campus.
Opgetrommelde constructeurs constateerden al binnen twee uur dat het gebouw instabiel dreigde te worden, waarop de brandweer zich terugtrok en het vuur op de zesde verdieping en hoger van afstand ging bestrijden. Ale: ‘Maar deze brand kon alleen van binnen uit goed worden aangepakt.’
De brandweer kan weliswaar tot 30 meter hoogte blussen met hoogwerkers, maar in dit geval woedde de brand ver weg van de wagens. Laagbouw rondom het hoofdgebouw stond de wagens in de weg. De brandweer richtte zich noodgedwongen op het beperken van het instortingsgevaar.
Het TU-gebouw voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften, stelt de brandweer. Al ontbrak een sprinklerinstallatie. Dat kan, omdat deze voorschiften zich voornamelijk richten op een snelle evacuatie van mensen. Die procedure verliep goed. Sprinklerinstallaties worden zelden geïnstalleerd in bestaande gebouwen, vanwege de hoge kosten.
Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) vermoedt dat in het gebouw veel brandbare materialen aanwezig waren, zoals hout en kunststof om maquettes te maken. Dat kan verklaren hoe een vonkje na een kortsluiting kon uitgroeien tot een ontembare brand.
In het algemeen wordt een gebouw na alarmering meteen ontruimd, waarna bedrijfshulpverleners nog een poging kunnen wagen de brand te blussen. Zes tot acht minuten na uitrukken, dient de brandweer op locatie te zijn, ruim op tijd voor een zogeheten ‘binnenaanval’.
Ieder gebouw bestaat namelijk uit brandcompartimenten, die het vuur minstens een uur dienen vast te houden. Met andere woorden: een brand zou pas na een uur mogen overslaan naar een volgende ruimte. In oudere gebouwen, waaronder het hoofdgebouw van de TU Delft, is de zogeheten branddoorslag-eis slechts 20 minuten.
Als veel brandbare materialen aanwezig zijn, of deuren open staan, kan de brand zich echter sneller verspreiden. Als de ruiten klappen, ontstaat een uitslaande brand. Op bovenliggende verdiepingen kan de hitte zo groot worden, dat materialen spontaan ontbranden.
Vervolgens maken zeer hoge temperaturen stalen balken zacht. Ook gewapend beton verliest zijn stijfheid. Daardoor kan een gebouw instorten. Als de brandweer louter nog van buiten kan blussen, kan het vuur vaak niet meer gericht worden bestreden. De NIFV-woordvoerder: ‘Soms sta je als brandweerman machteloos.’
Hoogleraar Ale vindt dat niet teveel moet worden gesomberd. ‘Er liggen hier vandaag geen bosjes bloemen en kaarsjes voor de deur.’ Het evacuatieplan heeft volgens hem soepel gewerkt. ‘De rest is een kwestie voor de verzekering.’
Volkskrant.nl