‘Het kostte veel tijd om alles te vergaren’
Door MARCO WILLEMSE
AMERSFOORT - Op 19 maart, bijna een half jaar na de vuurzee op de Langegracht in Amersfoort, kreeg het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag de opdracht om de oorzaak van de Armandobrand te onderzoeken.
Toch konden de experts van het NFI pas in augustus echt aan de slag.
Het NFI begon letterlijk met een leeg dossier aan zijn taak, vertelt Arian van Asten, hoofd van de afdeling Fysische- en Chemische Technologie, in het forensisch hoofdkwartier in Den Haag. ,,We hebben ruim vier maanden nodig gehad om het beschikbare materiaal bij elkaar te krijgen. Eerder konden we niet beginnen met het daadwerkelijke onderzoek.’’
Van Asten is tevreden over het werk dat zijn mensen hebben verricht, evenals het tempo waarin het onderzoek is volbracht. Toch heeft de kritiek dat het NFI de Armandobrand weinig aandacht zou hebben geschonken, hem niet onberoerd gelaten. ,,Ik heb net uitgelegd waarom we pas na de zomer konden beginnen. Het is knap frustrerend dat er geroepen wordt dat je niks presteert, als er keihard gewerkt wordt.’’
In de forensische wereld gelden grote branden als complexe materie. Er is vaak veel schade, het plaats delict ligt er na het bluswerk bepaald niet ongeschonden bij en de oorzaken kunnen legio zijn. Onderzoek naar een brand van een half jaar oud, zoals in Amersfoort, ligt nog gecompliceerder, legt Van Asten uit. ,,Het heeft op zo’n moment geen zin meer om de plek van de brand op sporen te onderzoeken. Onze mensen zijn ook niet meer in Amersfoort geweest. Ze hebben zich volledig geconcentreerd op de rapporten, verslagen, verhoren, foto’s en ander gedocumenteerd materiaal.
,,Nogmaals: het kostte enorm veel tijd om alles te vergaren. Als het NFI meteen na een brand wordt ingeschakeld, kunnen wij ons dossier veel sneller opbouwen. We zijn niet benaderd voor onderzoek direct na de brand. Die is in eerste instantie onderzocht door politierechercheurs.’’
Of er in de labs van het NFI desondanks onderzoek is verricht op restanten van de Elleboogkerk, zoals verkoolde dakspanten, de klimaatinstallatie of het brandalarm, mag Van Asten niet zeggen. ,,We doen inhoudelijk geen mededelingen over het onderzoek of over de uitkomsten. Het Openbaar Ministerie krijgt volgende week ons rapport aangeboden. Daar staat het allemaal in.’’
Het NFI trekt bij branden hoogst zelden een keiharde conclusie over de oorzaak, zegt Van Asten. ,,We presenteren het meest waarschijnlijke scenario of de meest waarschijnlijke scenario’s, gebaseerd op wat wij hebben onderzocht. Er kleven subjectieve kanten aan elk onderzoek. Er kan later bijvoorbeeld toch nog bewijsmateriaal opduiken, dat een ander licht werpt op de zaak. Je moet als wetenschappelijk onderzoeker waken voor ongefundeerde stelligheid.’’
Dat het NFI als agentschap van het ministerie van Justitie zijn opdrachtgevers met wenselijke uitkomsten pleziert, is volgens Van Asten ondenkbaar. ,,We opereren volstrekt onafhankelijk. Het Openbaar Ministerie is ook alleen maar gebaat bij de waarheid.’’
De onderzoekers van het NFI worden met enige regelmaat opgeroepen in strafzaken om hun bevindingen toe te lichten. In civielrechtelijke procedures, zoals verzekeringsclaims, gebeurt het volgens Van Asten een hoogst enkele keer.
Bron :
www.ad.nl