@ allen
Omdat de gemeenteraad een uiterst belangrijke democratisch rol moet vervullen binnen de wettelijke brandweerzorg, stuurde ik de Haagse raad een raadsadres; als bezorgde burger:
"Geachte raadsleden,
Hedenavond volgde ik uw behandeling van de 'vreugdevuren', een vreselijk woord overigens voor dergelijke branden.
Het tergend herhaald omzichtig niet beantwoorden van de vragen over de nadere afspraken (schriftelijk of mondeling) door uw burgemeester vond ik een belediging voor aandachtige intelligentie.
Maar sowieso zijn de afspraken met 'de bouwers' (wie dat dan ook maar zijn) m.b.t. de wettelijk geregelde brandweerzorg , die in handen ligt van B&W en regionaal uitbesteed wordt voor uitvoering aan de VHL., irrelevant!
De beoordeling van de brandveiligheid is en was wettelijk (WVr) in handen van de cdt.reg. brw.
Dat, de wettelijke brandweerzorg, is daarmee vanzelfsprekend onafhankelijk van welk convenant of mondelinge of schriftelijke afspraak met wie dan ook.
De 'afspraken' met de bouwers doen er dan ook in het geheel niet toe en mogen er volgens de wettelijk brandweerzorg (WVr) niet toe doen!
Eerder viel mij al op dat de discussie naar onbelangrijke en irrelevante details werd gestuurd: zoals de hoogte van de brandstapel; terwijl het moet gaan, voor warmteoverdracht als gevaar, over het brandbare volume (de 'massa') waarmee bepaalde vormen van warmte overdracht in de tijd kunnen worden onderhouden.
Het convenant richt zich ook tot de brandweer als partij; dat is juridisch idioot.
Immers die brandweerzorg taken zijn in de wet geregeld en staan onder wettelijk toezicht van de Inspectie (IOOV).
Hoe een Onderzoeksraad voor veiligheid het gedrag van gemeentelijke en regionale bestuursleden, de minister J&V (inspectiefunctie), m.b.t. hun systematisch verbonden wettelijk taakuitvoering, mag en wil beoordelen, is m.i. een dwaling en/of 'ontwijkingsmanoevre' .
Ik wens u sterkte en wijsheid toe!
Met vriendelijke groet,
Drs. F.W.J. Vos."