@ Brandweerlieden,
Als consequentie, van datgene dat wetenschappelijk toetsbaar (niet) vaststaat over 'brand en asbest', ontstaat, mede op grond van de WVr: dat de brandweer moet: "
Voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt.", een wettelijke zorgplicht.
De uiterst gevaarlijk kleine vezeltjes, die vooral bij brand in te verwachten hoge concentraties ontstaan, dienen in redelijkheid te worden 'bestreden'.
Dit ondanks het feit dat TNO/RIVM, naar blijkt uit het rapport:
https://www.publicspaceinfo.nl/media/uploads/files/RIRNL_2013_0001.pdf
ongefundeerd een constante achtergrond concentratie van 30 - 40 vezels/m3 hebben geschat.
Dat moet echter volgens de rapporteur op 'nihil' worden gesteld.
Uit deze valse/ongefundeerde openbaar herhaalde weergave kan bagatelliserend door charlatans worden gesuggereerd dat asbest vezeltjes in de lucht 'niet zo erg' zijn.
De bestrijding van deze bij brand geproduceerde en verspreide vezeltjes kan natuurlijk het best gebeuren door een optimaal snelle alarmering, opkomst en blussing.
Daarnaast kunnen benedenwinds op korte afstand geplaatste krachtige waterschermen de vezeltjes uit de rook enigszins neerslaan.
Dan komt de wettelijk voorgeschreven aanwezige adequate en toereikende bluswatervoorziening in beeld; dat vloekt.
Het ontbreekt, wetenschappelijk gefundeerd, aan feiten over de relatie tussen de concentraties ingeademde concentratie vezeltjes en de verschillen in tijdsduur van dergelijke blootstelling.
Maar er is geen feitelijke aanleiding om te veronderstellen dat er een 'veilige' ondergrens bestaat.
Men weet dat, de verschillende vormen van, ***, zich na 10 tot 40 jaar, manifesteren.
Dat zegt op zich niets over het tijdstip van de 'effectieve' celprik; noch van de duur van de uitwerking van de ooit ingeademde vezeltjes op het getroffen celweefsel in het verloop van de tijd.
De uitwerking van asbest vezeltjes op cellen is mechanisch en niet biochemisch; zoals vergif.
Wel ontstaan onstekingseffecten en wordt de afweer 'getriggerd'.
Waardoor een cel, onder mechanische invloed (inprikken), een DNA verandering ondergaat (Kern en Mitochondrion) en of de ribosomen (boodschapper RNA) daarin een rol spelen is m.i. onbekend.
Dan blijft ook onbekend het 'wanneer' van het 'inprikken' en de duur van het gevolg effect!
Als (oud) Veiligheidsofficier van de brandweer Amsterdam zou ik nooit genoegen nemen met de fundamenteel ontbrekende kennis over de relatie tussen concentratie/duur/uitwerkingstijd naar ***, om het probleem in de brandweerpraktijk,
bij gebrek aan wetenschap, alvast maar te bagatelliseren.
Zoals: bij
nota bene tot op heden opzettelijk onbekend gelaten hoge concentraties en korte blootstelling (enige uren) bij brand dit weg te wuiven; 'omdat' men de statistieken van dit soort slachtoffers niet op orde heeft/kan hebben.
Het inademen van hoge concentraties van vezels zou, gelet op de werking van luchtwegen en afweersysteem, die tegenwerkende/opruimende mechanismen door aantallen vezeltjes kunnen overvragen!
En daarmee de mogelijkheid op mechanisch 'doorprikken' van cellen doen toenemen.
Ook hierbij kan, bij (te) grote aantallen de opruim capaciteit van 'afwijkend' wordende cellen hypothetisch worden overschreden.
Experimenteel is hiervoor geen bewijs, maar dat is er ook niet voor lage concentraties, dat het doorprikken van cellen qua mogelijkheid, direct en
uitsluitend afhankelijk is van de herhalingen (duur) van de 'lagere' blootstellingen.
Mij overvalt plaatsvervangende schaamte dat de arbeidsinspectie kon vaststellen in 2016 dat de brandweer onvoldoende kennis heeft verzameld op het gebied van asbest en brand en dus niet tactisch en preparatief iets dergelijks ooit heeft benut; noch voor het eigen repressieve personeel noch voor de wettelijke brandweerzorg. Een abjecte vorm van wegkijken.
Het nalaten van metingen in rook bij brand en asbest acht ik daarbij ronduit verwerpelijk.
"
Meten is weten"; dat wil de brandweerleiding kennelijk nu achteraf niet meer.
Arme brandweer.