J.A.E. Calis en A. Vasse tegen R. Vorkink, F. Strikker en de hoofdredacteur van RTV Oost
Nummer 2011/12
Zittingsdatum 2011-01-28
Datum 2011-02-25
klagers J.A.E. Calis en A. Vasse
betrokkenen R. Vorkink, F. Strikker en de hoofdredacteur van RTV Oost
medium RTV Oost
beslissing niet-ontvankelijk
procedure ontvankelijkheid
aard van het medium televisie (lokale/regionale omroep)
casus
Beslissing van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
J.A.E. Calis en A. Vasse
tegen
R. Vorkink, F. Strikker en de hoofdredacteur van RTV Oost
Bij brief van 23 augustus 2010 met acht bijlagen hebben J.A.E. Calis en A. Vasse te Enschede (hierna: klagers) een klacht ingediend tegen R. Vorkink, F. Strikker en de hoofdredacteur van RTV Oost (hierna: verweerders). Bij e-mailbericht van 26 augustus 2010 hebben klagers een aantal bijlagen overgelegd en bij brief van 13 september 2010 hebben zij hun klaagschrift verder aangevuld.
Vervolgens heeft op 18 oktober 2010 tussen partijen een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden onder leiding van bemiddelaars mr. V.H.G. Lebesque en mw. mr. D.C. Koene, respectievelijk voorzitter en secretaris van de Raad voor de Journalistiek. Op 24 november 2010 hebben klagers bij brief laten weten dat de bemiddeling niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Vervolgens hebben klagers bij brief van 18 december 2010 een nadere aanvulling van hun klaagschrift toegezonden. Op de klacht hebben verweerders geantwoord bij brief van 17 januari 2011 met een bijlage.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 28 januari 2011, waar klagers zijn verschenen. Verweerders zijn niet ter zitting verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft de Raad opnamen van de gewraakte uitzendingen bekeken.
DE FEITEN
In diverse uitzendingen van RTV Oost van het televisieprogramma ‘In de Wandelgangen’ van 6 tot en met 12 mei 2010, alsmede in een resumé ‘Dossier Vuurwerkramp’ op 31 mei 2010, is aandacht besteed aan de vuurwerkramp van mei 2000 in Enschede. Voorafgaand aan de uitzendingen hebben Vorkink en Strikker opgetreden in een uitzending van NOVA op 5 mei 2010. Ten slotte is op 30 november 2010 in het programma ‘In de Wandelgangen’ opnieuw aandacht besteed aan de vuurwerkramp.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klagers stellen dat de berichtgeving op onderdelen onjuist, eenzijdig en tendentieus is. Verweerders hebben op onjuiste gronden en op onzorgvuldige wijze vaststaande feiten in het justitiële onderzoek in twijfel getrokken, aldus klagers. Dergelijke berichtgeving is volgens hen schadelijk voor de slachtoffers van de vuurwerkramp. Klagers benadrukken ter zitting dat ook zij belang hechten aan het beschikbaar komen van alle feiten die tot de vuurwerkramp hebben geleid, maar dan wel op basis van gedegen onderzoek.
Volgens klagers wordt, mede gelet op een vijftal aperte onjuistheden in de uitzendingen, ten onrechte gesuggereerd dat het officiële onderzoek onvolledig of ondeugdelijk was. Verweerders pretenderen ten onrechte met nieuwe feiten te komen die een mogelijk nieuwe verklaring voor de ramp geven, aldus klagers. Er is volgens hen geen sprake van serieus onderzoek naar de feiten maar van verdacht maken van het onderzoek en de aanpak van de bevoegde autoriteiten. Zo wordt in de gewraakte uitzendingen onder meer ten onrechte gesuggereerd dat het Arnhemse gerechtshof het aanwezig zijn van te veel en te zwaar vuurwerk als oorzaak van de ramp zou hebben verworpen, aldus klagers. Volgens hen worden met name de gedupeerden van de vuurwerkramp door de onzorgvuldige journalistiek van verweerders getroffen. De uitzendingen hebben veel onzekerheid en onrust opgeroepen bij de gedupeerden, zodat hun verwerkingsproces van de ramp is verstoord en zij geschaad zijn in hun belangen.
Klagers benadrukken dat de gedupeerden antwoorden op klemmende vragen niet mogen worden onthouden. Zij menen echter dat de berichtgeving van verweerders gekenmerkt wordt door het negeren van de antwoorden die het onderzoek naar de ramp reeds heeft opgeleverd. Zij menen echter dat door de door verweerders gepretendeerde ‘onthullingen’ en ‘nieuwe inzichten’, die deels bekend waren maar vermengd zijn met onjuistheden, gedupeerden worden opgezadeld met verwachtingen die niet kunnen en zullen worden ingelost. Zeker voor hen die onvoldoende geïnformeerd zijn, kan dergelijke berichtgeving schadelijk zijn, aldus klagers. Volgens klagers worden de gedupeerden dan ook door dergelijke berichtgeving getroffen en rechtstreeks in hun belang geraakt.
Klagers stellen voorts persoonlijk een redelijk en objectief belang te hebben dat is geschaad door de berichtgeving. Klagers hebben zich tot de opheffing in 2005 als bestuursleden voor de Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp Enschede ingezet. Klagers brengen ter zitting naar voren dat door de ramp Calis zijn huis is verwoest. De vriendin van Vasse heeft grote financiële en psychische schade geleden door de vuurwerkramp. Desgevraagd geven klagers echter aan formeel-juridisch geen direct belanghebbende te zijn.
Klagers hebben zendtijd aangeboden gekregen om hun visie te belichten, maar stellen dat zij de door verweerders geboden tijd (13 minuten) te kort vinden om hun visie zorgvuldig en met de juiste nuances te presenteren. Om die reden hebben zij geen gebruik gemaakt van het aanbod van verweerders.
Verweerders stellen voorop dat zij klagers in ieder geval niet-ontvankelijk achten in hun klacht voor zover zij opkomen voor onder meer politie, justitie en de slachtoffers en gedupeerden van de ramp, omdat nergens blijkt dat zij gemachtigd zijn om deze instanties of groepen te vertegenwoordigen. Verweerders benadrukken dat klagers enkel kunnen klagen voor zover het henzelf betreft, en refereren zich aan het oordeel van de Raad ter zake van de ontvankelijkheid van klagers zelf. Voorts wijzen zij erop dat voorafgaand aan de klacht verschillende contacten zijn geweest met klagers. Daarbij is de mening van klagers gehoord, maar konden partijen het niet eens worden.
Met betrekking tot de stelling van klagers dat de uitzendingen (potentieel) schadelijk zijn voor de gedupeerden van de vuurwerkramp, menen verweerders dat klagers dit niet kunnen weten. Volgens verweerders betreft het een grote en gemêleerde groep mensen, zodat niet zomaar kan worden gesteld dat iets potentieel schadelijk is. Verweerders stellen slechts één andere klacht te hebben ontvangen over de uitzendingen. Zij menen dat klagers het kennelijk niet eens zijn met de opmerkingen en meningen van derden die in de uitzendingen aan bod komen. Volgens verweerders zijn zij echter in beginsel vrij om te bepalen hoe zij op integere wijze invulling aan hun werkzaamheden geven.
Verweerders stellen hun best te hebben gedaan om een aantal relevante uitzendingen over de vuurwerkramp te maken. Het is volgens hen echter een complexe materie en aangezien de oorzaak van de ramp nog niet vaststaat, is het moeilijk om bepaalde mogelijkheden pertinent te verwerpen. Verweerders hebben veel tijd gestoken in gesprekken met betrokkenen en bestudering van de talrijke stukken. Ondanks die zorgvuldigheid kunnen er, vooral gelet op de enorme omvang van de diverse dossiers, fouten zijn gemaakt. Aan klagers is aangeboden om in een zendtijd van circa 13 minuten hun visie kenbaar te maken. Daarvan hebben klagers geen gebruik gemaakt. Volgens verweerders zijn zij daarmee klagers voldoende tegemoet gekomen.
BEOORDELING VAN DE ONTVANKELIJKHEID
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Reglement voor de werkwijze van de Raad voor de Journalistiek, moet een klaagschrift worden ingediend door een ‘rechtstreeks belanghebbende’. Volgens het vaste oordeel van de Raad kan een klager als zodanig worden aangemerkt, indien zijn belang bij de gewraakte publicatie direct betrokken is en hij door die publicatie persoonlijk in zijn belang is geraakt.
Klagers hebben ter zake aangevoerd dat zij als gedupeerden van de vuurwerkramp menen belang te hebben bij hun klacht over de gewraakte uitzendingen, nu daarin onjuiste en misleidende opvattingen over het officiële onderzoek naar voren zijn gebracht. Klagers menen dat dergelijke misleidende berichtgeving schade toebrengt aan het verwerkingsproces van gedupeerden, waartoe ook zijzelf als slachtoffers van de ramp behoren.
De Raad overweegt dat de uitzendingen betrekking hebben op het officiële onderzoek naar de oorzaak van de vuurwerkramp. Dat onderzoek wordt kritisch belicht, waarbij naar voren wordt gebracht dat bepaalde (mogelijke) oorzaken van de ramp in het officiële onderzoek ten onrechte buiten beeld zijn gebleven. Aldus hebben de uitzendingen vooral betrekking op de direct betrokkenen bij dat onderzoek, waaronder de getuigen, verdachten, de politie, het Openbaar Ministerie en de gemeente. Het gaat in de uitzendingen niet over klagers of andere slachtoffers van de ramp of over de gevolgen die de ramp voor hen heeft gehad; klagers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat de berichtgeving jegens henzelf schadelijk of maatschappelijk onaanvaardbaar was. In dit opzicht kan derhalve niet worden geconcludeerd dat de belangen van klagers bij de gewraakte uitzendingen rechtstreeks betrokken zijn en dat klagers persoonlijk in hun belangen zijn geraakt.
Hoewel de Raad zonder meer aanneemt dat de gewraakte uitzendingen met zeer grote belangstelling door gedupeerden van de vuurwerkramp zijn gevolgd en het begrijpelijk is dat klagers willen opkomen voor een zorgvuldige berichtgeving over het onderzoek naar de ramp, biedt zulks, gelet op het voorgaande, onvoldoende grond voor het oordeel dat klagers door de uitzendingen direct en persoonlijk in hun belangen zijn geraakt. Klagers zijn derhalve niet-ontvankelijk in hun klacht. (vgl. RvdJ 2010/29)
BESLISSING
Klagers zijn niet-ontvankelijk in hun klacht.
Aldus vastgesteld door de Raad op 25 februari 2011 door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, mw. J.R. van Ooijen, mw. F. Santing, mw. drs. P.C.J. van Schaveren en M. Ülger, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Osinga, adjunct-secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.
http://www.rvdj.nl/2011/12