Ook de dode Karst T. moest hangen
Het onderzoek naar Karst T. werd ‘strafrechtelijk’ genoemd, terwijl T. dood is. Er zijn te gemakkelijk conclusies getrokken over zijn opzet en zijn schuld.
Ons land is sinds 4 september jl. een opmerkelijk strafproces rijker: het postume en gemankeerde proces tegen Karst T., die op Koninginnedag met zijn Suzuki Swift eerst een wegversperring ramde, vervolgens omstanders aanreed om uiteindelijk tegen het monument aan de Loolaan in Apeldoorn tot stilstand te komen. Alles terwijl een bus met koninklijke inzittenden in de onmiddellijke nabijheid was.
Het is goed dat deze gebeurtenis grondig is onderzocht. Als een nationale feestdag uitloopt op een tragisch drama vereist het algemeen belang dat wordt nagegaan hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het hoofd van het landelijk parket heeft tijdens de presentatie van de onderzoeksresultaten op 4 september terecht vastgesteld dat onmiddellijk bij het overlijden van T. op 1 mei vaststond dat het van een strafvervolging niet meer zou kunnen komen.
Het is dan ook een raadsel waarom men het onderzoek door de landelijke recherche is blijven betitelen als een ‘strafrechtelijk onderzoek’ en dat ook bij de presentatie van de onderzoeksresultaten zo heeft genoemd. Dat droeg bij aan het beschuldigende en veroordelende karakter van de presentatie.
Maar ook los daarvan hebben autoriteiten van wie dat de taak niet is, T. voor televisiekijkend Nederland postuum afgeschilderd als de dader van een boosaardige aanslag op de bus met de leden van de koninklijke familie. Van het een kwam het ander: om acht uur droeg het NOS Journaal zijn steentje bij aan de publieke veroordeling van T. met de nergens op gebaseerde mededeling dat hij toerekeningsvatbaar zou zijn gebleken.
Dat men de onderzoeksresultaten in termen van waarschijnlijkheid heeft gepresenteerd, doet daaraan niet af. De gehele persbijeenkomst stond in het teken van T.’s schuld aan en zijn opzet bij een aanslag op de koninklijke bus.
Alleen ten aanzien van het aanrijden van de omstanders leek de nationale recherche T. te willen vrijpleiten. Hij zou hen niet hebben gezien, noch ter plaatse hebben vermoed. Daarmee werd de indruk gewekt dat T., die wel opzettelijk zou hebben getracht de passagiers van de koninklijke bus iets aan te doen, niet schuldig zou zijn aan de dood en het letsel van de toeschouwers.
Nabestaanden en slachtoffers zijn zo met lege handen blijven staan, ook al werd toegevoegd dat T. na de aanrijding met de versperring niets meer zou hebben gedaan om de toeschouwers te ontwijken. Het viel op dat men niet is ingegaan op de mogelijkheid dat T. onmiddellijk na de aanrijding met de versperring de macht over het stuur geheel, en zijn bewustzijn grotendeels, was kwijtgeraakt.
Iedereen die iets weet van het strafrecht beseft dat een strafproces tegen een in leven gebleven T. net zo goed het tegenovergestelde had kunnen opleveren: een schuldigverklaring aan de dood en het letsel van de toeschouwers, met een vrijspraak wegens gebrek aan bewijs van (de poging tot) een aanslag. Het blijft immers de vraag of de uitlatingen van T. tegen de wachtmeester van de marechaussee en de ziekenbroeder kort na het incident en die tegen de oud-werkgever overeind zouden zijn gebleven, of voor een veroordeling overtuigend genoeg zouden zijn geweest. We zullen het nooit weten.
Ook in ander opzicht waren de onderzoeksresultaten eenzijdig. T. heeft zich immers niet kunnen verdedigen. Daartoe heeft een verdachte fundamentele rechten ter waarborging van een eerlijk proces. Nog afgezien van zijn recht om vragen niet te beantwoorden of om juist uitvoerig te verklaren, heeft hij vanaf zijn eerste verhoor het recht om een advocaat te raadplegen. Hij heeft tevens het recht om de resultaten van het onderzoek aan te vechten.
Geen advocaat heeft de mogelijkheid gehad namens T. de wachtmeester, de ziekenbroeder, de oud-werkgever of getuigen die hem die dag zouden hebben gezien, te ondervragen. Er is geen gelegenheid geweest deskundig tegenonderzoek te laten doen naar de feiten en hun gevolgen, bijvoorbeeld verkeerstechnisch. Niemand heeft een gedragsdeskundige kunnen inschakelen die eventueel tot de conclusie was gekomen dat aan T. diens handelen niet, of niet geheel, kon worden toegerekend.
De onderzoeken zullen zeker met de grootst mogelijke integriteit zijn verricht. Maar de manier waarop de resultaten van het onderzoek zijn bekendgemaakt, kon niet ongelukkiger. Men had niet moeten spreken in termen van waarschijnlijkheid, iets wat vervolgens in de media natuurlijk volledig ondersneeuwde, maar men had moeten onderstrepen dat het onderzoek eenzijdig en daarmee onvolledig was en dat alleen al daarom grote terughoudendheid ten aanzien van conclusies over opzet, schuld en toerekenbaarheid was geboden.
Ronduit onthutsend was het commentaar van een beoefenaarster van de forensische gedragswetenschappen die ’s avonds in Nova meedeed aan het stigmatiseren van de overleden, weerloze en gedragskundig niet onderzochte veroorzaker van het drama: T. was gefrustreerd en geïsoleerd, want alleen dat soort mensen doet dingen zoals hij. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het in onze aard ligt om wanneer iets grondig mis gaat, een schuldige te willen aanwijzen. Barbertje moest hangen.
Men heeft T. te gemakkelijk neergezet als de toerekeningsvatbare pleger van een kwaadwillige aanslag op leden van de koninklijke familie.
We hadden het kunnen weten. Al op de middag van Koninginnedag sprak de minister-president voor de televisiecamera’s van voorbedachten rade. Menigeen zal opgelucht zijn geweest de volgende dag te vernemen dat Karst T. was overleden waardoor er dus geen met die ontijdige uitlating belast strafproces meer zou komen. Maar de toon was gezet.
De rechtsstaat vraagt om voortdurende waakzaamheid en moet het doen met de daaraan inherente beperkingen.
Op 4 september presenteerde de Nationale Recherche een onderzoek naar de toedracht van het drama op Koninginnedag. Uit het onderzoek kwam naar voren dat Karst T. prins Willem-Alexander een fascist en een racist noemde. Volgens justitie waren leden van de koninklijke familie het doelwit van T.
„Willem-Alexander is een fascist, hij is een racist en ik wist dat de koningin hier zou komen”, antwoordde Karst T. vlak voor zijn dood volgens justitie op de vraag van de marechaussee waarom hij dit had gedaan.
Karst T. heeft, toen hij nog bij kennis was na de aanrijding, tegen de politie bevestigd dat hij de bus met de koninklijke familie wilde raken. „De koningin, de koningin”, zei hij volgens justitie.
Het is aannemelijk, zegt justitie, dat Karst T. niet heeft geweten dat er publiek op de kruising stond op het moment dat hij vanaf de Bosweg vertrok voor zijn dodemansrit. T. toeterde, maar minderde op geen enkel moment vaart.
http://www.nrc.nl****************************************************************************************************
'Kabinet moet Koninginnedag redden'
Het kabinet moet geld beschikbaar stellen om de viering van Koninginnedag betaalbaar te houden. Gemeentes worden nu afgeschrikt door de hoge kosten van het bezoek van de koninklijke familie.
De Bond van Oranjeverenigingen zegt in De Telegraaf dat vooral kleinere plaatsen geen geld hebben om de Oranjes goed te beveiligen. In Apeldoorn kwamen acht mensen om toen Karst T. met zijn auto op het publiek inreed.
Er is ook overheidsgeld beschikbaar voor Bevrijdingsdag, dus waarom niet voor Koninginnedag, zegt de Bond.
www.rtlnieuws.nl