De GRIP-procedure is destijds ontwikkeld in Rotterdam-Rijnmond en heeft (daar) altijd 4 zgn. coordinatiealarmen gekend (GRIP-1 t/m GRIP-4)
Een aantal regio's hebben deze procedure overgenomen en zelf aangepast, waarbij GRIP-0 werd geintroduceerd als zijnde het zgn. motorkapoverleg en GRIP-5 voor een interregionaal/provinciaal incident.
Landelijk is besloten de "Rotterdamse' procedure te gaan hanteren, dus met 4 GRIP-fases en tevens om het CTPI en het CoRT samen te voegen tot een CoPI.
Het verschil tussen een CTPI en een CORT was dat een CTPI geen eenhoofdige leiding kende en goedbeschouwd dus niet meer dan een motorkapoverleg-plus was.